Bij twijfel kan de druksterkte gecontroleerd worden door gebruik te maken van de norm NEN-EN 13791.
Aanpak bij twijfel over druksterkte in constructie
Als beton is gemaakt en geleverd conform de productienormen, verwerking en nabehandeling, komt de verwachte druksterkte overeen met de daadwerkelijke druksterkte van het beton in de uiteindelijke constructie. Maar wat als er twijfel is over de daadwerkelijke druksterkte?
Voorgeschreven omstandigheden
Er zijn verschillende betonsterkteklassen. De bepaling van een klasse geldt voor beton na 28 dagen verharden, onder voorgeschreven omstandigheden: het beton is gestort in gestandaardiseerde mallen, verdicht op een triltafel, verhard bij een temperatuur van 20 ± 2 °C en een relatieve vochtigheid van minimaal 95 procent, en heeft zonder schokken en trillingen kunnen verharden.
Onderling vergelijken
Deze voorgeschreven omstandigheden zijn er om de druksterkten van verschillende betonsamenstellingen onderling te kunnen vergelijken. Daarom worden ze bepaald onder laboratoriumomstandigheden. In een werkelijke constructie is de situatie anders, bijvoorbeeld als gevolg van minder optimale productieomstandigheden, minder goede verdichting, andere temperatuur tijdens de verharding en de nabehandeling of schokken en trillingen in de constructiefase.
Bij twijfel kan de druksterkte gecontroleerd worden door gebruik te maken van de norm NEN-EN 13791. In 2019 is een nieuwe versie verschenen, met een behoorlijk aantal veranderingen. Bij NEN-EN 13791 hoort TR 17086 met voorbeelden en achtergronden. Naar verwachting wordt deze TR binnenkort gepubliceerd.
Twijfel in nieuwe constructie
Als er twijfel is over de druksterkte van het beton in een nieuw vervaardigde constructie moet allereerst gekeken worden of de betoncentrale aangeeft dat de door hun gemeten 28-daagse druksterkten voldoen aan de druksterkteklasse (conformiteit). Als dit het geval is, kan worden gekozen uit de volgende drie methoden:
1. Indirecte testmethode, zoals de terugslagwaarde of de ultrasone pulssnelheid. Deze methode geeft slechts een indicatie of de druksterkte van het beton in de constructie voldoet, waarbij de kalibratie van de apparatuur bepaalt hoe goed deze indicatie is
2. Geboorde kernen, waaruit proefstukken worden gemaakt waarvan de druksterkte wordt bepaald.
3. Een combinatie van een indirecte testmethode en geboorde kernen. Vanwege het gebruik van de indirecte testmethode hoeven minder kernen te worden geboord dan bij de methode met alleen geboorde kernen.
Niet altijd overeenkomstig
NEN-EN 13791 heeft als uitgangspunt dat de druksterkte van een geboorde betonnen kern overeenkomt met de druksterkte van dat beton in de constructie. In werkelijkheid is dat echter niet altijd vanzelfsprekend. Het is bovendien verstandig van elk proefstuk de volumieke massa te bepalen voordat de druksterkte wordt bepaald. Een volumieke massa die lager is dan verwacht, kan namelijk een indicatie zijn voor een druksterkte die lager is dan verwacht.
Ten slotte moeten de geboorde betonnen kernen op het moment van testen een ouderdom hebben die minimaal vergelijkbaar is met de ouderdom na 28 dagen onder de eerdergenoemde voorgeschreven omstandigheden (in het laboratorium).