‘Betonsector in voorhoede van klimaatadaptatie’
We staan voor een enorme maatschappelijke bouwopgave en tegelijk een enorme uitdaging op het gebied van klimaat en milieu. Die opgave is niet zonder beton te verwezenlijken. Aan het woord is Rob van Gijzel, voormalig voorzitter van Betonhuis. De cement- en betonindustrie, verenigd in Betonhuis, neemt zijn verantwoordelijkheid om de maatschappelijke, innovatieve en duurzaamheidsuitdagingen nog beter te kunnen vormgeven.
De cement -en betonindustrie loopt voorop als het gaat om klimaatadaptatie, vindt Van Gijzel. “Het Betonakkoord is daar een goed voorbeeld van, waarbij de sector en de keten samen optrekken gezamenlijk zijn verantwoordelijkheid neemt. Voor bouwmaterialen als hout of staal is er geen vergelijkbaar initiatief.” Van Gijzel geeft aan dat de betonsector wereldwijd nog een paar uitdagingen heeft, met het terugdringen van de CO₂-uitstoot als belangrijkste element. “Een opgave die niet eenvoudig is, maar waar Nederland wel in voorop loopt. Zo maken we al gebruik van alternatieve bindmiddelen in de vorm van reststromen van andere industrieën, zoals slakken uit de staalindustrie en vliegas van kolengestookte energiecentrales. En de industrie levert geen afval op. Ze kan betonnen bouwdelen hergebruiken of op een andere manier inzetten door bij sloop vrijgekomen beton te breken waarmee betongranulaat ontstaat dat dan weer in nieuw beton kan worden toegepast, maar ook kan worden gebruikt in het fundatiepakket onder wegen met aantoonbare lagere milieulast”.
Beton in de Grond, Weg en Waterbouw
Om de infrasector te verduurzamen, is het volgens Van Gijzel belangrijk dat voor iedere opgave het meest geijkte bouwmateriaal wordt gekozen. “Beton is een belangrijk bouwmateriaal in de infrasector, zeer zeker ook om te anticiperen op het veranderende klimaat. Zo hebben we te maken met periodes van droogte enerzijds en verdrassing als gevolg van korte maar hevige regenval anderzijds. Dat laatste vraagt om een gedoseerde afvoer van water, niet te snel want dat versterkt de verdroging. Betonnen waterbuffer producten vormen dan een uitkomst, om maar eens wat te noemen.” Van Gijzel geeft een ander voorbeeld: “De Rijn is de laatste jaren getransformeerd van een sneeuw- naar een regenwaterrivier. Er zullen extra maatregelen genomen moeten worden om het water beter gereguleerd naar de zee te kunnen afvoeren. Grote infrastructurele werken zoals stuwen, sluizen en bufferbakken zijn essentieel om het water in goede banen te leiden. Een eerste aanzet is gemaakt met het project Ruimte voor de RivierZo is onderzocht door de Universiteit van Wageningen, in opdracht van Cascade en de Vlinderstichting, dat het winnen van grondstoffen voor beton (zand en grind) een positieve uitwerking heeft op de biodiversiteit.”
Gebrek aan innovatie
De tendens in de infrasector is dat grote bouwbedrijven de risico’s van een groot infrastructureel project niet meer kunnen inschatten en massaal afhaken. “Zorgwekkend,” vindt Van Gijzel. “Er moet veel meer samenspel komen tussen opdrachtgever en opdrachtnemer om processen beter beheersbaar te maken en de continuïteit te waarborgen. In zijn algemeenheid ontbreekt het in de bouw aan de wil om te innoveren. In de betonsector zit enorm veel materiaal- en marktkennis die vaak nauwelijks wordt benut. Een gemiste kans, zeker met het oog op de toekomst. In betonindustrie wordt die kennis al ingezet en dat leidt tot vele mooie (product)ontwikkelingen.” Van Gijzel is van mening dat de infrasector meer in prefab moet denken. “Het verhoogt de kwaliteit, verkort de bouwtijd op locatie en minimaliseert de faalkosten. Bovendien is prefabriceren ook een antwoord op adaptief bouwen om een betonnen kunstwerk bijvoorbeeld in een latere fase een tweede of derde leven te geven.”
Bron: Grond, Weg en Waterbouw.