De belangrijkste wijzingen in de nieuwe NEN 8005
Ontwerp NEN 8005, de Nederlandse invulling van de Europese norm voor beton NEN-EN 206, is in april 2022 voor commentaar gepubliceerd. Het ontvangen commentaar is door de normcommissie verwerkt en de herziene norm zal medio november worden gepubliceerd. In dit artikel geven we kort de twee belangrijkste wijzigingen weer ten opzichte van de vigerende versie uit 2014.
Minimum klinkergehalte
Een belangrijke wijziging is de introductie van een minimum klinkergehalte van 25% voor de milieuklassen XC3, XC4, XF2, XF3 en XF4. De reden hiervoor is dat beton met cement of een combinatie van cement en vulstoffen met een klinkergehalte van minder dan 25% erg gevoelig is voor carbonatatie. Dat verhoogt zowel het risico op corrosie als de gevoeligheid voor aantasting door vorstdooi-wisselingen.
Voor wat betreft de vulstoffen gaat het hierbij om kalkconsumerende vulstoffen zoals poederkoolvliegas en hoogovenslak. Niet-kalkconsumerende vulstoffen zoals kalksteenmeel hoeven niet meegerekend te worden bij de bepaling van het minimum klinkergehalte. Vulstoffen worden als niet-kalkconsumerend beschouwd als de kalkconsumptie lager is dan 250 mg/g. De bepalingsmethode hiervoor is als bijlage opgenomen in NEN 8005. Voor CEM III/B mag worden aangenomen dat deze 25% klinker bevat, tenzij de producent anders declareert op zijn productinformatie. Voor de milieuklassen XF3 en XF4 wordt voor vloeren en wegen een minimum klinkergehalte van 50% aanbevolen, in combinatie met nabehandelingsklasse 4.
Nieuwe cementen
In de herziene NEN 8005 zijn de nieuwe cementen uit NEN-EN 197-5 opgenomen: portlandcomposietcement CEM II/C-M en composietcement CEM VI. Een CEM II/C-M bevat 50 tot 64% klinker en daarnaast 36 tot 50% van een of meer van de bekende hoofdbestanddelen voor cement. Een composietcement bevat 35 tot 49% klinker en 31 tot 59% slak en daarnaast nog 6 tot 20% poederkoolvliegas, natuurlijke puzzolaan of kalksteen.
NEN 8005 bevat geen lijst van generiek toepasbare cementen meer, maar een uitgebreide tabel waarin per milieuklasse wordt aangegeven welke cementen hiervoor geschikt worden geacht. Wanneer een cement niet generiek geschikt wordt geacht voor een bepaalde milieuklasse kan de geschiktheid worden aangetoond op basis van CROW-CUR Aanbeveling 48. Zodra voor vijf cementen van één cementsoort de specifieke geschiktheid is aangetoond voor een bepaalde milieuklasse en deze cementen gedurende vijf jaar worden toegepast, is geen onderzoek meer nodig voor andere vergelijkbare cementen.
De in NEN 8005 uit 2014 genoemde generiek toepasbare cementen (portlandcement, portlandslakcementen, portlandvliegascementen, portlandleisteencement en hoogovencementen) zijn ook volgens de tabel in de herziene NEN 8005 toepasbaar in alle milieuklassen. In aanvulling hierop is ook portlandkalksteencement CEM II/A-LL direct toepasbaar in de meeste milieuklassen. Alleen voor de milieuklassen XS2 en XS3 moet eerst de geschiktheid worden aangetoond volgens CROW-CUR Aanbeveling 48.