Het tijdstip waarop beton mag worden ontkist, is afhankelijk van zowel de eisen vanuit de constructie als van de snelheid waarmee de betonsterkte zich in het werk ontwikkelt.
Ontkisten
Het tijdstip waarop beton mag worden ontkist, is afhankelijk van zowel de eisen vanuit de constructie als van de snelheid waarmee de betonsterkte zich in het werk ontwikkelt. Meestal wordt de betonsterkte waarbij de bekisting mag worden weggenomen, door de constructeur bepaald en op de tekening gezet.
Wanneer mag beton ontkist worden?
De ontkistingssterkte van beton wordt door de constructeur bepaald en op tekening aangegeven. Volgens NEN-EN 13670 dient de kubusdruksterkte van beton bij niet-dragende bekisting ten minste 3,5 N/mm2 bedragen. Bij dragende bekisting is de minimumeis ten minste 14 N/mm2. Als er geen ontkistingssterkte is aangegeven, is de minimale ontkistingssterkte gekoppeld aan de sterkteklasse. In dat geval geldt bijvoorbeeld voor beton in sterkteklasse C20/25 een minimale ontkistingssterkte van 25 N/mm2. Voor de sterkteklassen C28/35 en C53/65 zijn deze waarden respectievelijk 33 en 54 N/mm2.
Het tijdstip waarop het beton voldoende sterkte heeft ontwikkeld, hangt vooral af van de betonsamenstelling en de verhardingstemperatuur. Dit tijdstip kan worden bepaald door het aanhouden van een bepaalde minimale verhardingstijd (zie NEN-EN 13670). Het vervaardigen van betonconstructies óf door het bepalen van de druksterkte in de constructie. Voor het bepalen van de sterkteontwikkeling in het werk dient een van de drie volgende methoden worden gebruikt:
1. De methode van de gewogen rijpheid volgens de NEN 5970;
2. De verhardingsproef met temperatuurregeling volgens NEN 5989;
3. De verhardingsproef volgens NEN 5988.
Gewogen rijpheid
De methode van de gewogen rijpheid is in de praktijk betrouwbaar en effectief gebleken om de sterkteontwikkeling van jong beton te volgen. Deze methode is gebaseerd op de componenten tijd, temperatuur en de invloed van het karakter van cement op de sterkteontwikkeling (C-waarde). De methode maakt gebruik van het principe dat de sterkte van beton wordt bepaald door het product van tijd en temperatuur. Dit wordt rijpheid genoemd. Bij het vaststellen van de rijpheid wordt rekening houden met de C-waarde van cement. De gewogen rijpheid kan worden bepaald als maat voor de ontwikkelde sterkte. Vervolgens kan middels een ijkgrafiek de sterkteontwikkeling van de toegepaste betonmortel worden afgelezen.
Er is diverse apparatuur beschikbaar om het werken met deze methode in de praktijk eenvoudiger te maken. Hiermee kan het temperatuurverloop in het verhardende beton worden gemeten en direct worden omgerekend naar de gewogen rijpheid. De relatie tussen gewogen rijpheid en druksterkte wordt door de producent vooraf vastgelegd in een zogenoemde ijkgrafiek. Met deze ijkgrafiek kan de berekende, gewogen rijpheid direct worden 'vertaald' naar de betondruksterkte.
Let op: voor elke betonsamenstelling is het noodzakelijk een specifieke ijkgrafiek op te stellen. Daarnaast vraagt elke ijkgrafiek een aparte instelling van de rijpheidcomputer! De bij Betonhuis aangesloten betonmortelleverancier kan de benodigde gegevens verstrekken.
Verhardingsproef
Voor de verhardingsproef worden op de betoncentrale en op de bouwplaats proefkubussen gemaakt, die zoveel mogelijk onder dezelfde condities verharden als de betreffende betonconstructie. Op het moment dat informatie over de sterkte in het werk nodig is, wordt de druksterkte van de kubussen bepaald.
Om te bereiken dat de sterkteontwikkeling in de kubussen zoveel mogelijk gelijk is aan de sterkteontwikkeling van de betonconstructie, dienen de verhardingsomstandigheden zoveel mogelijk gelijk te zijn. De verhardingscondities van de betonconstructie en de proefkubussen (afmetingen, bekistingtype, enz.) zijn vaak verschillend. Zo blijkt bijvoorbeeld de temperatuurontwikkeling in de betonconstructie af te wijken van die in de relatief kleine betonkubussen. Hierdoor zal ook de sterkteontwikkeling niet overeenkomen.
Dit kan worden ondervangen door te werken met de 'Verhardingsproef met temperatuurregeling', vastgelegd in NEN 5989 of door te werken met de 'Methode op basis van de gewogen rijpheid', beschreven in NEN 5970.