nieuwspagina

Kiezen voor de juiste materialen, met een lange levensduur

Auteur: Naomi Heidinga Foto: EGM architecten en Bart van Hoek Architectuurfotografie 18 oktober 2021 Laatste update 24 april 2023

Flexibel indeelbare gebouwen, gemaakt van duurzame materialen, die passen binnen hun omgeving en een meerwaarde opleveren voor de gebruiker; dat zijn enkele van de principes van architect John Mol.

“Elk project is anders: qua omgeving, opdrachtgever en gebruiker. Ik streef altijd naar een bepaalde maatschappelijke meerwaarde die je een gebouw mee kunt geven naast dat het allereerst optimaal en uniek moet zijn voor een opdrachtgever. Daarbij gaat het om het kiezen van de juiste materialen, met een lange levensduur. Een gebouw moet langer dan twintig jaar meegaan. Prefab beton is een van de materialen waarmee dat kan.”

Mol werkte in het verleden bij EGM architecten en maakte deze zomer de overstap naar van Es Architecten. EGM maakt veel ontwerpen voor openbare gebouwen, als ziekenhuizen, gemeentehuizen en scholen. “Bij dit type gebouwen wordt veel beton gebruikt. Als architectonisch beton in de gevel, maar vaker nog voor de draagstructuur van een gebouw. Beton is een eerlijk, no-nonsens materiaal met een prettig uiterlijk en kent een lange levensduur. Dat maakt betonnen draagstructuren robuust.”

John Mol, architect bij Es Architecten
Het gaat om het kiezen van de juiste materialen, met een lange levensduur. Een gebouw moet langer dan twintig jaar meegaan. Prefab beton is een van de materialen waarmee dat kan.”

Flexibele indeelbaarheid van een gebouw is belangrijk

Om een lange levensduur van een gebouw te garanderen, is echter meer nodig dan het gebruik van duurzame materialen. “De flexibele indeelbaarheid van een gebouw is heel belangrijk. Je moet rekening houden met het toekomstig gebruik van een gebouw. Welke functies kan een gebouw nog meer vervullen, als zijn huidige functie niet meer nodig is? Een gebouw omvormen kan het makkelijkst wanneer er grote overspanningen zijn, en er ruimte is in het ontwerp. Ik vergelijk het altijd met de grachtenpanden in Amsterdam. Sommige staan er al vierhonderd jaar. Zonder de riante hoogte van de verdiepingen en de gekozen constructieopzet, zouden deze niet zo makkelijk op een andere manier te gebruiken zijn. Dan zouden ze allang zijn gesloopt.”

stadhuis-hengelo-beeld-01 EGM architecten

De uitdaging was om van het bestaande, monumentale stadhuis en het nieuwe stadskantoor één functioneel geheel te maken.

Flexibel indelen; zo min mogelijk kolommen en dragende wanden

Flexibel indelen betekent volgens Mol zo min mogelijk kolommen en dragende wanden. “Je moet voorkomen dat je kleine hokjes gaat creëren met betonnen muren die je niet meer kunt verplaatsen. Jaren geleden hebben we dat bij EGM ook aan de hand gehad. Bij het ontwerp van zorginstellingen voor ouderen werden vanuit minimalisme voor die tijd precies de juiste, maar voor de toekomst net te krappe stramienmaten gebruikt. Wanden waren van beton en constructief met kleine overspanningen van de vloeren. Toen de bedden groter werden en de eisen voor de grootte van de kamers veranderden, voldeed een gebouw niet meer. Aanpassen ging niet, dus dan moest een gebouw van zo’n twintig jaar oud worden gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. Tegenwoordig wordt er gelukkig meer rekening gehouden met toekomstig gebruik.”

stadhuis-hengelo-beeld-04 Bart van Hoek Architectuurfotografie

Onder de aansluiting met het bestaande monumentale deel staat een bijzonder vormgegeven betonkolom, die geprefabriceerd is vanwege zijn specifieke vorm en de esthetische kwaliteit die we wilden behalen.

Stadskantoor in Hengelo

Het Stadskantoor in Hengelo was een van de ontwerpen waar Mol bij betrokken was. Het werd in 2020 in gebruik genomen. De uitdaging was om van het bestaande, monumentale stadhuis en het nieuwe stadskantoor één functioneel geheel te maken. Dat is gelukt: de onderling verbonden gebouwen hebben elk hun eigen karakter. Het rijksmonument heeft dankzij restauratie en renovatie weer een open karakter gekregen. Daarnaast ligt de nieuwbouw met een dynamisch karakter, ruimtelijkheid, veel daglicht, duurzame innovaties en ambachtelijke lokale technieken. Het casco van het nieuwe stadskantoor, bestaand uit bijzondere prefab kolommen en gestorte betonvloeren is geschikt voor veranderend gebruik in de toekomst en kan dienen als zelfstandig kantoorgebouw of appartementencomplex. Onder de aansluiting met het bestaande monumentale deel staat een bijzonder vormgegeven betonkolom, die geprefabriceerd is vanwege zijn specifieke vorm en de esthetische kwaliteit die we wilden behalen. 

Hergebruik materialen 

Bij zowel de renovatie als nieuwbouw is flink ingezet op duurzaamheid. Naast hergebruik van oude materialen is gekozen voor nieuwe materialen met een lage milieubelasting. Het gebouw is voorzien van zonnepanelen en duurzame installaties. Het binnenklimaat van het stadskantoor wordt geregeld via plafondverwarming en -koeling. Betonkernactivering zorgt ervoor dat de vloer warmte en koude kan bufferen. Dankzij deze maatregelen samen bespaart de gemeente flink op de jaarlijkse energierekening.

“Ik kan me herinneren dat tijdens het ontwerpproces eindeloze discussies zijn gevoerd met de gemeente over duurzaamheid. Men wilde een gebouw waarbij cradle to cradle materialen werden toegepast. Lastig is te bepalen wat je daar precies onder verstaat. Voor de gevel konden we bijvoorbeeld drooggestapelde bakstenen gebruiken, die na 20 jaar van de gevel zouden kunnen worden gehaald om elders toe te passen. Maar wie gaat dat doen? Een alternatief was het gebruik van steenstrips, die veel dunner en lichter zijn. Hierdoor gebruik je minder materiaal en hoefde de gevelconstructie minder zwaar te worden. Ze waren echter niet cradle to cradle. Wat is dan de beste en meest duurzame keuze?”

Mol heeft bij zijn ontwerpen altijd duurzaamheid in het achterhoofd. “Als architect ontwerp je gebouwen die niet alleen een impact hebben in het straatbeeld, maar ook op het milieu. Ik kan me een project uit 2008 herinneren waarbij we basalt hebben toegepast. Dat wordt slechts op een aantal plekken ter wereld gewonnen. We wilden 10 centimeter dikke platen, en die konden we alleen voor een redelijke prijs uit Vietnam halen. Dat zou ik nu nooit meer doen: liever kies ik voor andere materialen of materialen die dichter bij huis voor handen zijn.”

(Dit artikel heeft eerder in Cobouw gestaan)